Kata polin in Titus 1:5 en de taak van oudsten
Gijs van den Brink, 2022
Gepubliceerd in: E. Leeflang e.a., En het Woord is prachtig geworden, EC 2022.
De laatste jaren is de organisatievorm van de kerk zowel in de protestantse kerk in Nederland (PKN) als in de evangelische beweging een veelbesproken thema. Bij de PKN spreekt men over het invoeren van het bisschopsambt in 2025, maar dan in een protestants jasje.[1] In de evangelische beweging krijgt de ‘Kingdom now theology’ veel aandacht, waarbij het herstel van de apostolische bediening een van de speerpunten is en men opteert voor ‘city churches’ onder de verantwoordelijkheid van een apostolisch team.[2] De vraag hierbij is of deze bewegingen zich kunnen beroepen op het NT.
Het thema hield ook mij bezig en in mijn onderzoek naar de positie van oudsten in het NT, deed ik een verrassende ontdekking in Titus 1:5 met betrekking tot de woorden kata polin. De NBV vertaalt dit vers als volgt:
‘Ik heb je op Kreta achtergelaten om, volgens mijn richtlijnen, de resterende zaken te regelen en in elke stad oudsten aan te stellen’
Het kata polin wordt hier vertaald met ‘in elke stad’. De SV heeft ‘van stad tot stad’ en de NBG ‘in alle steden’. En altijd heb ik dit als vanzelfsprekend zo opgevat dat Paulus zegt dat Titus in elke christelijke gemeente in de steden oudsten moest aanstellen. Zoals wij dat vandaag in onze kerken kennen. Elke kerk heeft oudsten. Maar was dit de opdracht van Paulus aan Titus?
Toen ik me ging verdiepen in de huiskerken in het NT kwam ik de staande term kat’ oikon ekklēsia (‘kerk aan huis’) tegen die Paulus hiervoor standaard gebruikt. Ik kwam erachter dat dit niet gewoonweg betekent ‘de kerk aan huis’.
Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en even later ontdekte ik dat eenzelfde constructie gebruikt wordt in Tit.1:5, maar nu met het woord polis ‘stad’.[3]
Dit brengt mij ertoe me hierin verder te verdiepen. Eerst kijken we wat kata polin nu precies betekent, en vervolgens wat dit voor consequenties heeft voor de functie van oudsten in de kerk.
Wat betekent kata polin?
We stelden al dat ‘de gemeente aan huis’ voor Paulus een vaste uitdrukking is. In het Grieks is dit hē kat’ oikon ekklēsia (lett. de aan huis gemeente). Zoals gezegd is dit eenzelfde constructie als kata polin, namelijk kata gevolgd door een vierde naamval. Bij deze verbinding is er in het algemeen een globaal of totaal contact met de betreffende persoon of zaak.[4] In dat geval kunnen we kata o.a. vertalen met ‘verspreid over’ of ‘overal in’ (bv. Luc. 8:39: een hongersnood komt ‘verspreid over’ het land, of in Hand. 22:19: Paulus vervolgt de gelovigen ‘overal in’ de synagogen). Zo zegt Paulus in Hand. 20:20 in Milete tegen de oudsten van Efeze: ‘hoe ik niets nagelaten heb van hetgeen nuttig was om u te verkondigen en te leren in het openbaar en binnenshuis’ (kat’ oikous). Het kat’ oikous (mv) betekent dus ‘overal in de huizen’, dat wil zeggen ‘in ieder afzonderlijk huis’. Soms is er bij kata gevolgd door een vierde naamval ook een gedachte aan herhaling op verschillende plaatsen of tijden. In dat geval komt de betekenis dicht bij het Nederlandse ‘per’. We kunnen het boven genoemde Hand.2:46 ‘het brood breken aan huis’ (kat’ oikon) daarom beter vertalen met ‘het brood breken per huis, dat wil zeggen in elk huis apart. Hetzelfde geldt voor de vertaling van kata polin in Tit.1:5. Paulus spreekt niet over oudsten aanstellen in elke gemeente in de stad (dat zou er staan kata ekklēsian), maar in elke stad, dat wil zeggen ‘per stad’. De oudsten zijn verantwoordelijk voor de hele christelijke gemeente in de stad.
Betekenis van ekklēsia
Hoewel het woord ekklēsia in Titus niet voorkomt (wel in de brieven aan Timoteüs overigens), is het van belang te zien hoe Paulus dit woord gebruikt. Er is al een halve eeuw een consensus over het gegeven dat het begrip ekklēsia (kerk, gemeente) in het Nieuwe Testament niet twee, maar drie gestalten kent.[5]
1. In aansluiting bij het oudtestamentische woordgebruik wordt het woord gebruikt voor de ‘universele gemeente’ waartoe alle christenen behoren (bv. in Ef.1:22-23).
2. Ten tweede kan Paulus ekklēsia gebruiken voor de ‘plaatselijke gemeente’, dat wil zeggen alle christenen in een bepaalde plaats (bv. 1Kor.1:2) of streek (Gal.1:2). In het begin was er natuurlijk geen onderscheid tussen de universele gemeente en de stadsgemeente te Jeruzalem (bv. Hand.5:11: ‘de gehele gemeente’), maar spoedig lezen we over ‘de gemeente van Jeruzalem’ (Hand.11:22), en ‘de gemeente door geheel Judea, Galilea en Samaria’ (Hand.9:31) als samenvatting voor de stads- of streekgemeente in dat gebied.
3. Ten derde is er sprake van een ‘gemeente aan huis’ (Rom.16:5 te Rome, en 1Kor.16:19 te Efeze, beide ten huize van Aquila en Priscilla, maar op verschillende tijdstippen; Kol.4:15 te Laodicea bij Nymfas of Nymfa; en Filem.2 te Kolosse bij Filemon). Van deze ‘gemeenten die op één plaats samenkomen’ waren er blijkbaar meer in één stad, zoals uit Rom.16:5 op te maken is (vgl. ook Hand.2:41-47, waar de minstens 3000 gelovigen te Jeruzalem kennelijk in vele kleine huisgemeenten samenkwamen).
De opdracht aan Titus
We gaan terug naar Tit.1:5 waar Paulus tegen Titus zegt: ‘Ik heb je op Kreta achtergelaten om, volgens mijn richtlijnen, de resterende zaken te regelen en per stad (kata polin) oudsten aan te stellen.’[6] Het ‘per stad’ geeft aan dat we in de pastorale brieven te maken hebben met de gemeente in de zin van stads- of streekgemeente (1Tim.3:5,15; 5:16). Verner, die de sociale context in de pastorale brieven heeft onderzocht zegt dat het ‘per stad’ laat zien dat het de opvatting van de schrijver is dat de gemeenten in het begin werden bestuurd als “city-wide entities” terwijl de christenen in vele kleine huisgroepen samenkwamen.[7] We hebben hier een aanwijzing van het niveau waarop de oudsten werkzaam zijn.[8] Het is niet aannemelijk dat er wel gemeenten waren, maar geen leiders. Het is wel begrijpelijk wanneer hier het leiderschap op stadsniveau (kata polin) wordt geregeld. Deze leiders zullen voortaan de verantwoordelijkheid dragen die voorheen door de apostel en zijn medewerkers werd genomen.
Het ‘aanstellen’ betekent niet automatisch dat er geen sprake is van deelname van de gemeente aan het selectieproces[9]; het betekent ook niet automatisch dat hier mannen worden aangesteld tot de ‘functie’ van oudste. Wanneer we deze verzen tegen de achtergrond van de positie van de ‘oudste’ in de joodse gemeenschap lezen, moeten we met Schlatter stellen dat de titel ‘oudste’ geen formele functie aangeeft, maar de titel ‘opziener’ (episkopos) wel. De door Titus benoemde oudsten krijgen nu de titel ‘opziener’ (in Tit.1:7)[10], omdat ze nu niet alleen meer gezag hebben vanwege hun leeftijd, maar een functie hebben gekregen en de daarbij horende arbeid doen. Ongetwijfeld, zo stelt Schlatter, werden tegelijkertijd andere ‘oudsten’ tot diakenen benoemd. Ook Jeremias leest de teksten op deze wijze en voegt toe dat het begrijpelijk is dat het kiezen van leiders uit de groep van de ‘ouden’ niet aan de gemeenten zelf wordt overgelaten, omdat hier sprake is van jonge zendingsgemeenten.[11]
Jeremias heeft consequent de joodse context van de presbyter verdisconteerd in zijn uitleg van de ‘oudste’ in de pastorale brieven. Een ‘oudste’ is hier geen functie. Er zijn in de pastorale brieven maar twee functies: de opziener (episkopos) en de dienaar (diakonos). De ‘oudsten’ zijn evenals in de joodse gemeenschap zeer gerespecteerde oudere leden van de christelijke gemeenschap, uit wie de opzieners doorgaans voortkomen.[12]
De afwezigheid van de term ‘oudsten’ in de passages die handelen over de kwalificatie van leiders (episkopoi, 1Tim.3 en Tit.1) is hiermee ook verklaard, omdat de enige functies episkopoi en diakonoi zijn.[13]
Concluderend kunnen we met Raymond Brown stellen dat duidelijk is dat in de pastorale brieven de oudsten die opziener zijn leiding geven aan de hele christelijke gemeenschap in een stad of streek, die bestaat uit meerdere huiskerken.[14]
Wat betreft mijn opmerking aan het begin over de PKN met het herstel van het bisschopsambt en de ‘Kingdom now’ beweging met zijn apostolisch team dat verantwoordelijk is voor een hele stad of regio, kunnen we concluderen dat beiden in lijn zijn met wat Paulus aan Titus opdraagt. Wel wil ik opmerken dat Paulus over ‘opzieners’ in meervoud spreekt, waarmee de evangelische visie van het apostolisch team overeenkomt en die van het eenhoofdig bisschopsambt in de vroege kerk vanaf de tweede eeuw (en PKN?) niet of minder.
Noten
[1] Dick Vos, ‘Kerk 2025: De PKN krijgt bisschoppen’, Woord en Dienst, 2015. https://www.theologie.nl/blogs/geloofsverdieping/de-pkn-krijgt-bisschoppen/
[2] Ervin Budiselić, ‘The Problem of “Kingdom Now” Theology Challenge Part 1’ in: KAIROS – Evangelical Journal of Theology Vol. IX. No. 2 (2015), pp. 156-160.
[3] Wanneer ik de wat oudere commentaren uit mijn boekenkast raadpleeg, word ik teleurgesteld. Guthrie (TNTC, 1957) en Hanson (NCBC, 1987) en zelfs Mounce (WBC, 2000) wijden geen enkel woord aan de uitleg van kata polin! Donald Guthrie, The Pastoral Epistles: An Introduction and Commentary, Tyndale New Testament Commentaries 14 (London: Tyndale, 1957). Anthony T. Hanson, The Pastoral Epistles: Based on the Revised Standard Version, New Century Bible Commentary (Grand Rapids: Eerdmans, 1987), 171–172; William D. Mounce, Pastoral Epistles, Word Biblical Commentary 46 (Nashville: Nelson, 2000); Donald Guthrie, The Pastoral Epistles: An Introduction and Commentary, Tyndale New Testament Commentaries 14 (London: Tyndale, 1957).
[4] Bauer, s.v. kata II, c/d; Liddell-Scott-Jones, Greek-English Lexicon, s.v. kata B.II (Oxford 1968); Gijs van den Brink, Hans Bette en Arie W. Zwiep, red., G2596 ‘kata’, in e-Woordstudies SBNT (Doorn: CvB, 2012), https://online.studiebijbel.nl.
[5] In 1966 heeft Herman Ridderbos hier al op gewezen. H. Ridderbos, Paulus, Ontwerp van zijn theologie, (Kampen, 1966, 19785 ) 365.
[6] Over ‘oudsten’ in het NT, zie: Gijs van den Brink, Jezus, Israël en de kerk: Over de messiaanse oorsprong van de kerk uit de volkeren (Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2010), 99–110.
[7] D.C. Verner, The Household of God. The Social world of the Pastoral Epistles (Chico, 1983) 154.
[8] Ook het woordgebruik ‘huis Gods’ (1Tim.3:15 of ‘het grote huis’ (2Tim.2:20) geeft aan dat de hele stadsgemeente bedoeld is. Daarnaast kunnen de woorden ‘op elke plaats’ in ‘Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en twist’ (1Tim.2:8) volgens Verner aangeven dat de auteur een situatie in Efeze beschrijft dat men in kleinere huisgroepen op een aantal verschillende locaties samenkomt. Verner, Household, 167.
[9] Zie Hand 6:3, waar de apostelen leiders ‘aanstellen’ die door de gemeente gekozen zijn. Verner, Household, 153-154.
[10] A. Schlatter, Die Briefe an die Thessalonicher, Philiper, Timotheus und Titus (Schlatters Erläuterungen zum Neuen Testament 8. Zeil, Stuttgart, 1950) 245-246.
[11] J. Jeremias, Die Briefe an Timotheus und Titus (NTD 9, Göttingen, 1963), 61-62.
[12] J. Jeremias, Die Briefe an Timotheus und Titus, 36.
[13] Opmerkelijk is dat de twee genoemde functies precies die zijn die ook in Filip.1:1 worden genoemd., als ook in Did.15:1-2 en 1Clem.42:4.
[14] R.E. Brown, Introduction to the New Testament (New York, 1997) 645.
