Nu houd ik van alle mensen – Elim

Nu houd ik van alle mensen

Vroeger hield ik niet van mensen met een andere huidskleur of andere godsdienst. Ik was altijd boos en wilde vechten. Door Jezus heb ik rust en vrede gevonden en houd ik van alle mensen.

 

Ik ben geboren in Afghanistan. Toen ik 14 jaar oud was is mijn vader vertrokken naar Oezbekistan. De Islam was belangrijk voor mij. Belangrijker dan het voor mijn vader was. Zo deed ik altijd mee met Moharram, de herdenking van en de rouw over de dood van Hussein, de kleinzoon van Mohammed. Ik liep dan mee in de processies waarbij jonge mannen zich met zwepen of messen slaan. Het leven was moeilijk voor ons. We hadden geen vader en we waren erg arm. Ik bad veel tot de profeten van de Islam om hulp te verkrijgen. Ik was hier altijd mee bezig.
Op een nacht sliepen we buiten op het dak en terwijl ik naar de sterrenhemel keek, huilde ik en bad tot de profeten, ook tot Jezus. In mijn taal heet Hij Isa en zo heette mijn vader ook. Jezus was bijzonder voor mij omdat Hij dezelfde naam had als mijn vader die weg was.
Toen ik 20 jaar was luisterde ik een keer naar de radio en hoor de ik iemand het Onze Vader bidden. Het was de eerste keer dat ik dit gebed hoorde. In die tijd waren we erg bang want de Taliban waren toen erg actief.

Twee jaar geleden, ik had toen een vrouw en 2 kinderen waren we via Turkije naar Griekenland gegaan. Naast mijn gezin waren er nog twee of drie personen bij mij. We liepen ’s nachts in een bos en het was koud. Met mijn mobiel probeerde ik ons een beetje bij te lichten. Op een gegeven moment zag ik een licht in de verte en ik zei: “We gaan naar dat licht toe.” Toen we dichterbij kwamen bleek het het licht van een kruis te zijn dat bij een kerk hoorde. Ik heb toen de deurpost van de kerk gekust en gebeden dat onze vlucht naar Europa mocht slagen. Als een moslim bij een heilige plaats komt kust hij ook de deur of de muur van het graf van een profeet bijvoorbeeld.

Een jaar later waren we in Nederland in detentiecentrum Zeist en hadden we het nog steeds heel moeilijk. Mijn vrouw was inmiddels zwanger van ons derde kind. Ik was steeds maar aan het denken: “Hoe kom ik hier weg? Hoe kan ik hieruit vluchten?” Er waren veel Afghaanse mensen in het detentiecentrum. Elke vrijdag gingen zij naar de moskee, maar zelf was ik moe van de Islam en ging ik niet. Door ervaringen met de Taliban zei het mij niets meer. Op een keer vroeg iemand: “Wie wil er mee naar de kerk?” Ik heb mij toen opgegeven, De Afghanen vroegen mij: “Waarom wil je wel naar de kerk en niet naar de moskee?” Ik antwoordde dat alleen de weg van de kerk mij kon helpen om uit deze gevangenis te komen. In de kerk was een vrouw met een lang kleed aan. Zij nodigde ons uit om een kaars aan te steken als we iets aan God wilden vragen. Ik heb toen een grote kaars aangestoken. De bewaker die mee was, vroeg: “Waarom doe je dit. Je bent toch moslim”? “Ik geloof hierin” antwoordde ik. Vier of vijf dagen na de kerkdienst werden wij vrijgelaten. Ik was heel blij met deze snelle verhoring van mijn gebed, ik was vrij!

Ik kwam in een AZC en werd zo’n vier maanden geleden door een Nederlandse familie uitgenodigd voor een feest. Ik ging mee. “Het zal me wat ontspanning geven” dacht ik. Het bleek een kinderfeest te zijn. Toen ik daar was zag ik een Farsi bijbel liggen en ik pakte die op. Mijn vriend Walter vroeg mij: “Houdt je van dat boek? Wil je het lezen?” en hij gaf het aan mij als een kado. Ik wilde het eerst niet aannemen, maar later pakte ik het toch aan. Toch liet ik het weer liggen. Toen ik naar huis ging zag mijn vriend de bijbel nog liggen. “Je vergeet je bijbel”, zei hij. Toen heb ik hem toch nog meegenomen.

Mijn problemen werden alleen maar erger, ik dacht aan zelfmoord, aan moord op mijn familie en op de Taliban in Afghanistan. Ik was boos op iedereen en dacht erover om weer terug te gaan naar Afghanistan om mij te wreken.
Op een keer viel mijn oog op de bijbel en ben ik erin gaan lezen. Ik sloeg de bijbel open bij Galaten 5 over de vrucht van het vlees en van de Geest. Ik dacht: “Dit gaat over mij.” Ik herkende alle slechte dingen die erin stonden bij mijzelf, maar de goede dingen niet. Ik herinnerde mij nu ook weer wat er gebeurd was bij de kerk in de bossen, bij het aansteken van de kaars in de kerk en bij het kinderfeest en wie mij mij al die gelegenheden geholpen had. Ik dacht: “Dit is allemaal door Jezus gebeurd.” Ik heb hier met mijn vriend over gesproken en later met Achmed en met Farah en Jahangir. Zo heb ik steeds meer gehoord over de bijbel en over Jezus.

Van de stress was mijn haar heel dun geworden, maar nu is het weer veel voller.
Toen mijn vrouw negatief kreeg heeft het Rode Kruis ons geholpen. Ik sliep in die tijd erg slecht en dacht alleen aan slechte dingen. Sinds ik Jezus heb leren kennen slaap ik veel beter en denk ik aan betere dingen. Ik ben nu echt blij en ik houdt van mijn familie. Ik wil nu bij Jezus blijven.
Het belangrijkste voor mij is dat Hij van ons houdt. Hij heeft ons uitgekozen. Ik merk dat Hij altijd bij mij is, dat Hij mij gevonden heeft. In de bijbel heb ik gelezen dat Hij de enige Weg en de Waarheid is. Alleen door Hem wordt ik vrij. Als ik Jezus met Allah wil vergelijken, leer ik bij Jezus over liefde, over het liefhebben van iedereen, dat is de sleutel. In de Islam is de sleutel tot de hemel bijvoorbeeld het vermoorden van 100 ongelovigen. Het ging altijd over geweld. Jezus is gestorven aan het kruis voor onze zonden. Door deze liefde kan ik genieten van mijn leven.
Vroeger hield ik niet van mensen met een andere huidskleur of andere godsdienst. Ik was altijd boos en wilde vechten met de IND of met de Dienst van Terugkeer en Vertrek. Nu heb ik rust en vrede en houdt ik van alle mensen. In gesprekken met moslims vertel ik hen over Jezus dat Hij God is en ik vertel wat er over hem in de Koran staat.
Marie (vrouw van Assad), is nog moslim. Zij vertelt: “Hij is echt veranderd. Vroeger waarschuwde ik de kinderen als hun vader er aan kwam. Pas op, hij is weer boos. Nu is het omgekeerd en is hij rustig en kan hij ook mij kalmeren.”

Assad