NIEUWS
De twee getuigen in Openbaring 11

‘In dienst van God tijdens de regering van het ‘beest’
Over de twee getuigen in Openbaring 11
Drs. Gijs van den Brink, 2018
Gepubliceerd in StudieBijbel magazine 12.2
Openbaring 11 is een boeiend hoofdstuk over de bediening van de kerk ten tijde van verdrukking en vervolging van de gelovigen. Zo belangrijk als de boodschap is, zo verschillend zijn de opvattingen onder christenen vandaag over de betekenis van dit hoofdstuk.
Wanneer we schrijven over een moeilijk boek als het boek Openbaring is het belangrijk dat we op voorhand onze vooronderstellingen duidelijk maken. Ik ga er met de meerderheid van getuigenissen in de vroege kerk vanuit dat de apostel Johannes het boek heeft geschreven. Wat betreft de datering van het boek zijn er twee reële opties, namelijk ten tijde van of kort na de regeringsperiode van keizer Nero (plm. 68-69 n.Chr.) of tegen het eind van de regering van keizer Domitianus (plm. 95-96 n.Chr.). Ik ga ervan uit dat minstens een deel van de visioenen (waaronder hoofdstuk 11) ontvangen en opgeschreven werden in de tijd van Nero, maar een groot deel van het boek en de eindredactie kan later geschreven zijn.[1] Het maakt voor de uitleg niet veel uit. Wat wel uitmaakt is de karakterisering van de auteur. Ik ga er vanuit dat het de apostel Johannes is, een jood uit de eerste eeuw na Christus die tot geloof en erkenning is gekomen dat Jezus de beloofde Messias is. Er heeft nog geen finale scheiding plaatsgevonden tussen synagoge en kerk en er heeft zich ook nog geen christelijk referentiekader ontwikkeld met eigen tekenen en symbolen. Johannes is een profeet die, in tegenstelling tot de christelijke gemeenteprofeten, staat in de lijn van oudtestamentische profeten als Jesaja en Daniel (profetisch-apocalyptisch).[2] De namen en symbolen in de visioenen zullen we dan ook moeten uitleggen tegen de joodse achtergrond van het OT en de joods-apocalyptische literatuur in de periode van de tweede tempel.[3]
Johannes is een profeet als de oudtestamentische profeten en evenals zij spreekt hij concreet over de geschiedenis van God met Zijn volk en de wereld. Zo concreet als Jeremia de ballingschap voorzag, zo concreet spreekt Johannes over de verschijning van een werelddictator die de kerk vervolgt (het ‘beest’ Op.13) en de komst van Christus om te oordelen (Op.19).
Een rest van gelovigen wordt beschermd
Openbaring 11 sluit direct aan bij hoofdstuk 10. In het laatste vers van Op.10 wordt tegen Johannes gezegd dat hij zal profeteren over volken en naties en talen. Die landen en volkeren buiten Israël komen in hoofdstuk 11 al een beetje in beeld. Maar de locatie in hoofdstuk 11 is voornamelijk de tempel en Jeruzalem en de joodse christenen die zich daar bevinden. Johannes zelf bevindt zich in het visioen ook in Jeruzalem, bij de tempel. De tempel was er blijkbaar nog. Johannes kreeg dit visioen dus vóór 70 n.Chr. want toen is de tempel en Jeruzalem door de Romeinen ingenomen en verwoest.
Johannes krijgt een meetstok en er wordt tegen hem gezegd dat hij moet gaan meten. Dit is een symbolische of profetische handeling. Evenals het boekje in het vorige hoofdstuk dat hij moest opeten, wat zoet in de mond was maar bitter in zijn buik (10:10). Het meten waartoe Johannes een opdracht krijgt, is niet om de lengte en breedte vast te stellen, maar dit meten geeft het lot aan van dat wat gemeten wordt, zowel in negatieve (2Sam.8:2; 2Kon.21:13; Jes.34:11; Mat.7:2) als in positieve zin (Jes.28:17; Zach.1:16; 2:1-5). Het heeft hier een positieve betekenis: wat gemeten wordt zal door God beschermd worden. Wat niet gemeten wordt, wordt prijsgegeven (vs.2). Johannes moet drie zaken meten: de tempel, dat wil zeggen het tempelgebouw, het altaar, dat wil zeggen het altaar(gebied), de binnenste voorhof met het brandofferaltaar en ten derde hen die daarin aanbidden. In dit laatste geval komt het meten neer op tellen. Johannes moet de gelovigen die in binnenste voorhof zijn, tellen. Zij zullen beschermd worden.
‘Zij die daar aanbidden’ is een rest van gelovigen die nog trouw gebleven is. Evenals in Op.7:4-8 (de 144.000), gaat het hier over het beschermen van trouwe gelovigen in Israël tegen het geweld van een vijandige wereld. Het overblijfsel van gelovigen bestaat uit joodse gelovigen die in Jezus als hun Messias, hun Verlosser geloven. De ‘voorhof buiten de tempel’ of ‘de buitenste hof van de tempel’ is het gedeelte waar ook niet-joden mochten komen. Die buitenste voorhof mag Johannes niet meten. Dat deel zal niet beschermd worden. Dat gedeelte wordt ‘prijsgegeven aan de volken’ en die zullen het ‘vertrappen’, dat wil zeggen ontwijden en plunderen zoals de rest van de stad. De term ‘volken’ duidt alle volken buiten Israël aan, de heidenen.
Het boek Openbaring is dus heel gedetailleerd over de toekomst van Jeruzalem. Er zal alleen een deel van de tempel en een overblijfsel van gelovigen bewaard blijven. De rest van de tempel en de stad zal door heidense volkeren worden ingenomen en verwoest. Maar de macht van de vijandige volken is beperkt. De verwoesting zal niet langer duren dan 42 maanden. De tijdsduur van 42 maanden (vgl. Op.13:5) is dezelfde als de 1260 dagen in vers 3 en in Op.12:6. Het is een korte, beperkte periode van grote verdrukking tijdens de regering van het ‘beest’ (de antichrist – Op.13:5) in de eindtijd, in de laatste jaren voor de wederkomst, een tijd die voor Johannes, maar ook voor ons, nog toekomst is.[4]
Het overblijfsel van gelovigen in Israël zal hierdoor wel bedreigd, maar niet gedood worden (vgl. Op.12:6).
De boodschap van de twee getuigen
Het nu volgende gedeelte (vanaf vs.3) beschrijft geen visioen van Johannes, maar een profetie, waarin God Zelf het optreden van twee bijzondere getuigen aankondigt. Het is vanaf vers 3 duidelijk dat God of Jezus Christus de spreker is, want Hij spreekt over ‘mijn’ getuigen. En ‘Hij’ is de Heer die in vers 8 genoemd wordt en van wie gezegd wordt dat Hij gekruisigd is. Het overblijfsel van trouwe Messiasbelijdende gelovigen die leven in Israël heeft twee belangrijke ‘getuigen’. Het zijn voorgangers die het goede voorbeeld geven.
Wat is de taak van de gelovigen die in deze tijd door God beschermd worden? Dat is een belangrijker vraag dan allerlei profetisch ‘gepuzzel’ over wat in de eindtijd precies zal gebeuren. Ook in de moeilijke laatste jaren voor de wederkomst heeft de Heer twee bijzonder moedige dienstknechten in Jeruzalem. In de Bijbel is twee het aantal dat minimaal nodig is om een betrouwbaar getuigenis te geven. Zo heeft Jezus zijn discipelen ook twee aan twee uitgezonden.
In eerste instantie lezen we hier weinig over hun boodschap. Er wordt meer gezegd over hun aanwezigheid en hun werken dan over hun boodschap. Dit is op zich al een belangrijke boodschap voor ons. Johannes schrijft op wat zij doen, niet wat zij zeggen. Hoe is dat met ons? Waar spreken anderen over als ze het over ons hebben? Over wat wij zeggen of over wat wij doen?
Maar we kunnen toch wel iets ontdekken over hun boodschap. De twee getuigen spreken in opdracht van God, want profeteren (vs.3) is spreken namens God. Jezus die gekruisigd is, wordt in vers 8 hun Heer genoemd. En hun kleding bestaat uit een zak, kleding die men draagt als er rouw is om het overlijden van iemand. Dit alles zegt iets over hun boodschap: ze kondigen Gods oordeel aan. Ze spreken over Jezus en over de grote dag van zijn wederkomst. Hij zal terugkomen om te oordelen.
Om in deze dagen van het ‘beest’, een dictator die wereldwijd macht heeft en die oorlog voert tegen de gelovigen (13:7), in het openbaar te getuigen en te spreken over Jezus Christus, daarvoor is wel moed nodig. Heel veel moed. Hoe is dat met ons? Hebben wij die moed?
Wat kenmerkt deze getuigen?
Het beeld van de olijfboom en de kandelaar waarmee de getuigen omschreven worden (vs.4), is ontleend aan Zach.4 (vs.3,11,14). De twee olijfbomen zijn in het boek Zacharia twee ‘gezalfden’ die vóór de Here God staan. ‘Olijfbomen’ kenmerkt de twee getuigen dus als ‘gezalfden’. Het zijn door God geroepen en toegeruste dienstknechten. Het zijn ook twee ‘kandelaren’, d.w.z. het zijn lichtdragers in een donkere wereld. Zo sprak Jezus ook tegen zijn discipelen:
‘Jullie zijn het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven … Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.’ (Mat.5:14)
Verder zegt Johannes dat ze ‘staan voor het aangezicht van de Heer’. Ook dit spreekt over het dienen van de Here God. Ze leven en werken niet voor economische of politieke doelen, maar voor de Here God. Ze dienen de zaak van de levende God!
Goddelijke bescherming
Vervolgens lezen we dat de getuigen op een bovennatuurlijke wijze beschermd worden tegen iedereen die hen kwaad wil doen (vs.5-6). Niemand krijgt de kans hen kwaad te doen. Wanneer iemand dit probeert, sterft die persoon. Verder kunnen de twee dienstknechten ervoor zorgen dat het niet regent en dat water verandert in bloed. Dit herinnert aan dienstknechten als Mozes en Elia. Hun namen worden door Johannes niet uitdrukkelijk genoemd. We moeten daarom bij de twee getuigen niet denken aan Mozes en Elia zelf, maar aan twee profeten die leven en werken ‘in de geest van’ Mozes en Elia. We kunnen dit vergelijken met Johannes de Doper, die ook geen reïncarnatie van Elia was, maar kwam in de geest van Elia (Luc.1:17).
Godsmannen zoals Mozes en Elia waren er dus niet alleen heel vroeger, maar zijn er ook in onze tijd en ook straks in de eindtijd, de tijd van het ‘beest’. Ze kunnen water in bloed veranderen, zoals Mozes deed (Ex.7:14-25). Ze hebben ‘macht’ (exousia ), dat wil zeggen, ze hebben goddelijke volmacht om ‘de aarde’ te ‘slaan met elke plaag’. De woorden ‘zo vaak als zij maar willen’ geven aan dat deze plagen niet alleen dienen om de getuigen te beschermen. Ze doen ook wonderen die bedoeld zijn om hun getuigenis te bevestigen.
We krijgen hier een goed beeld van het geloof en de bediening van deze twee getuigen of profeten. Zij zijn niet bang voor tirannieke machthebbers. Ze blijven getuigen van de levende God. En toch zijn deze twee mannen gewone mensen zoals u en ik. Elke volgeling van Jezus die de heilige Geest heeft ontvangen kan in principe dezelfde geestelijke autoriteit ontvangen als deze twee getuigen.
Maar het kan toch ook misgaan, hoor ik iemand denken? Moet je dus niet toch voorzichtig zijn? Het kan inderdaad ‘mis gaan’ als je het zo wilt noemen. Maar wat is misgaan als je doet wat de Heer van je vraagt?
Getuigen worden gedood
Ook met deze twee getuigen ‘gaat het mis’ (vs.7-8). Op het laatst worden ze door het ‘beest’ vermoord. Het ‘beest’ dat uit de afgrond komt is bij de lezers van Johannes bekend. Het gebruik van het lidwoord geeft dat aan: ‘het (bij jullie bekende) beest’. Het is de antichrist. Hij komt uit de afgrond, de put, waarover we eerder al hoorden in Op.9. De plaats waar demonen en duivelen zich bevinden. Over zijn oorlog tegen de gelovigen lezen we veel meer in Op.13.
De lijken van de getuigen liggen op het plein van de grote stad. Het is Jeruzalem, waar Jezus gekruisigd is. Maar Johannes noemt de stad in geestelijke zin Sodom en Egypte. Het lijkt alsof Gods koninkrijk een definitieve nederlaag lijdt. De hele gemeente van Christus wereldwijd had weer hoop gekregen door de bediening van deze twee mannen. Maar nu is het absolute dieptepunt gekomen. De lijken blijven gewoon in Jeruzalem op straat liggen (vs.9).
God grijpt in!
De volkeren zijn vervuld met grote blijdschap en geven elkaar geschenken (vs.10). Ze zijn blij dat er een einde is gekomen aan de oordeelsboodschap. Niet zij, maar de getuigen zijn nu dood. De mensen in de wereld feliciteren elkaar met de dood van deze twee Godsmannen.
Maar dan grijpt God in. Na drie en een halve dag neemt God het voor de vermoorde getuigen op (vs.11). De periode van drie en een halve dag sluit aan op de periode van drie en een half jaar waarin de getuigen hun werk deden (vs.2-3), maar we worden hier ook herinnerd aan Jezus Christus, die na drie dagen weer tot leven kwam. De spot onder de volken verandert in angst. God stuurt een ‘levensgeest’ in de getuigen, zodat ze weer levend worden! De massale vreugde onder de volkeren in de wereld slaat dan om in een massale angst.
Dan gebeurt er een tweede wonder: God roept de twee om naar de hemel te komen (vs.12). En we lezen dan dat ze daarheen gaan in een wolk, terwijl hun vijanden toekijken. God brengt hen in veiligheid, omdat ze op aarde niet langer veilig zijn. Met deze opneming in de hemel geeft de Here God ook waardering voor hun werk aan. Bovendien wil Hij nog een laatste keer indruk op hun vijanden maken en op deze wijze openlijk Zijn steun aan de getuigen tonen.
Op hetzelfde moment van de hemelvaart is er ook een grote aardbeving (vs.13). Het gevolg is dat een tiende deel van Jeruzalem instort en dat 7000 mensen sterven. Dit is in feite een gering aantal, een kleine minderheid! Zo groot is Gods liefde voor Israël. Niet slechts een trouwe rest overleeft, maar ook een ongelovige meerderheid. Slechts tien procent is omgekomen, de ‘overigen’ hebben het overleefd. Van hen lezen we dat ze ‘bevreesd worden en de God van de hemel de eer geven’. Dat wil zeggen, ze komen tot geloof en bekering. ‘Bevreesd worden’ wordt hier direct gevolgd door ‘God de eer geven’, wat een teken is van echt geloof en echte bekering (Rom.4:20; Op.4:9; 14:7; 19:7; vgl. Op.15:4; 16:9).
Negentig procent van de inwoners van Jeruzalem komt tot geloof! En als Jeruzalem hier gezien wordt als moeder van Israël (zoals in het jodendom veel gebeurde, vgl. Mat.23:37), dan is er zelfs sprake van een bekering van geheel Israël.
En precies deze boodschap werd ook verkondigd door Jezus en door Paulus.
‘Want Ik zeg u: vanaf nu zult u Me niet meer zien, tot het moment waarop u zegt: Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer’ (Mat.23:39).
‘En zo zal tenslotte heel Israël gered worden, volgens de woorden van de Schrift: Uit Sion zal de redder komen en Hij zal de goddeloosheid uit Jakob verwijderen’ (Rom. 11:26).
Zowel Jezus als ook Paulus en dus ook de apostel Johannes vertellen ons over een toekomstige bekering van en opwekking in Israël.
De overwinning gevierd in de hemel
De overwinning wordt gevierd in de hemel (vs.15-19). Het is een aankondiging en samenvatting. Toch moeten we nog wachten tot hoofdstuk 19-22 voordat die overwinning ook echt gerealiseerd is.
In onze wereld is God de verborgen Koning, maar in de zichtbare praktijk regeert nu nog Zijn tegenstander (vgl. Mat.4:8). Het blazen van de zevende bazuin kondigt een verandering van deze situatie aan: God en Zijn Messias Jezus zullen niet meer alleen in de hemel, maar ook op aarde gaan regeren.
De oudsten in de hemel, die de gemeente vertegenwoordigen, staan niet, maar zitten. Dat maakt duidelijk dat zij samen met de Here God regeren, want normaal staan de mensen die zich in de hemel bevinden (Jes.6:2; Dan.7:10). De oudsten in de hemel nemen dus nu al deel aan Gods koningschap. Straks op de nieuwe aarde en de nieuwe hemel zullen alle gelovigen samen met de Heer regeren (Op.5:10; 20:6; 22:5).
De oudsten danken God dat de tijd van het oordeel is aangebroken. God zal de boosheid van de volkeren vergelden. Dat is eerlijk, dat is rechtvaardig. De tijd van genade en vergeving is voorbij. Nu komt het oordeel en zal God recht spreken en recht doen, dat wil zeggen Hij zal alles recht zetten. Hij zal iedereen eerlijk vergelden of belonen.
Zijn woede komt over de ongelovige volken, die kwaad waren op Hem. Hij zal hen vernietigen die bezig waren de aarde te vernietigen die Hij geschapen heeft. Maar zijn dienstknechten de profeten, de heiligen en zij die ontzag hebben voor Hem, ontvangen loon.
Drie groepen ontvangen loon. Profeten, heiligen en ‘zij die zijn naam vrezen’ (vs.18).
Omdat ‘heiligen’ en ‘zij die Uw naam vrezen’[5] twee verschillende groepen zijn, zullen hier met de eerste groep joodse christenen bedoeld zijn en met de tweede de gelovigen uit de volkeren. Dit onderscheid wordt vaak gemaakt in het boek Openbaring (Op.7; 11:1; 12:6,17; 14:4). Het volk van God bestaat uit gelovigen uit Joden en heidenen. Niet alleen gelovigen uit het oude volk van God Israël, maar ook gelovigen uit de volkeren zullen voor eeuwig op de nieuwe aarde en in de nieuwe hemel mogen wonen.
Maar zover is het nog niet. Johannes ziet dat de tempel van God in de hemel opengaat en hij ziet ook allerlei natuurverschijnselen (vs.19). Er wordt een nieuwe serie oordelen aangekondigd (Op. 15 en 16).
De dag van de wederkomst en van het grote oordeel is nog niet aangebroken. Johannes moet nog wachten, en ook wij moeten nog wachten.
Noten
[1] Voor details en onderbouwing, zie M. Rotman, ‘Auteurschap en datering van Openbaring’ in G. van den Brink e.a., Bijbelcommentaar Openbaring (SBNT 10), Centrum voor Bijbelonderzoek: Veenendaal, 2000/20142, 501-510.
[2] Zie G. van den Brink, ‘Karakter en gezag van Openbaring’, SBNT 10, 517-527.
[3] De hermeneutische insteek m.b.t. het Nieuwe Testament heb ik uitvoerig beschreven in: G. van den Brink, ‘Landbelofte en herstel van Israël in het NT’, Soteria 21/2 (2004) 37-45. (digitaal beschikbaar op https://www.elim.nl/1703/). Zie ook het laatste nummer van Journal for the Study of the New Testament 41 (september 2018), wat in zijn geheel hieraan gewijd is. B. Wold, ‘Reading the New Testament as Second Temple Jewish Literature: Introduction.’ http://journals.sagepub.com/doi/abs/10.1177/0142064X18788958
[4] Uit de gebruikte tijdsvormen (futurum) blijkt dat deze periode op het moment van schrijven voor Johannes nog toekomst is. In Op.13:5 gaat het over de tijd van het herstel van het beest, de tijd dat het beest ‘zal zijn’. Het betreft de tijd van het herstelde beest (vgl. Op.17:11), een tijd die voor Johannes nog toekomst is. Dit wordt ook bevestigd door Op.3:10, waar gesproken wordt over ‘het uur van de verzoeking dat over de wereld zal komen’. Ook hier is duidelijk dat deze tijd voor Johannes nog toekomst is.
[5] Een term die vaak gebruikt werd voor heidenen die sympathiek stonden tegenover het joodse geloof, vgl. Hand.10:2,22,35; 13:16,26.
Mooi artikel. Ik vind de 2 getuigen een heel bijzonder ‘ stel’ .