NIEUWS
Leiderschap in de kerk van het NT
Leiderschap in de kerk van het NT
drs. Gijs van den Brink, 2020
Gepubliceerd in Studiebijbel magazine 13.3
Het thema ‘kerkplanting’ en ‘leiderschap’ is het gesprek van de dag. Veel kerken zien het als hun roeping om nieuwe kerken te planten. Dat is een prachtig voornemen. Maar waar hebben we het eigenlijk over als we het woord ‘kerk’ in de mond nemen? Welk soort leiderschap past daar bij? En zijn er ook normen voor de apostolische expansiedrift? Hoe gingen de apostelen te werk bij het planten van nieuwe kerken? Met deze en andere vragen in gedachte wil ik het Nieuwe Testament met u lezen om te zien of wij hierover iets kunnen leren van de apostelen.
Kerk in drie betekenissen
Wanneer we in het NT het woord ‘kerk’ (ekklēsia) tegenkomen, kan dit drie verschillende betekenissen hebben.[1] Alle drie vertalen we met kerk, maar de zaak waarnaar verwezen wordt, kan drieërlei vormen hebben. Het is dus van belang vanuit de context eerst goed vast te stellen over welke kerkvorm het in de betreffende tekstplaats gaat. ‘Kerk’ in het NT heeft drie verschijningsvormen.
Ten eerste kan het gaan over de gemeente die op één plaats samenkomt. Dit kan in een huis zijn of in een zaal, bijvoorbeeld in een schoolgebouw.[2] Tot ver in de 2e eeuw komt men normaliter samen in huizen. We noemen dit voor de duidelijkheid de huiskerk.
Ten tweede kan het gaan over alle gelovigen in een stad of een streek. Dit noemen we de plaatselijke kerk. Dat is de kerk die zich in een specifiek geografisch gebied bevindt. De kerk in Rome bijvoorbeeld, die van Paulus een brief kreeg (Romeinen). En de brief aan de Galaten werd gestuurd naar alle gelovigen in de regio Galatië, een provincie in het huidige Turkije.
En ten derde kan het de universele kerk betreffen, dat wil zeggen alle gelovigen wereldwijd. We zullen eerst kijken naar de ons bekende vormen, de universele kerk en de huiskerk om te zien welke bedieningen hier voorkomen. En tot slot ook naar de plaatselijke kerk.
De rondreizende apostel
De wereldwijde kerk heeft maar één hoofd en dat hoofd is Jezus Christus, die in de hemel is. We kunnen dit bijvoorbeeld lezen in de brief aan de Efeziërs (1:22) ‘Alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd, en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als hoofd gegeven aan de kerk’. Jezus is het hoofd en de kerk op aarde is zijn lichaam.
Op aarde heeft de universele kerk ten tijde van het NT geen georganiseerd leiderschap, maar wel één vorm van bediening, namelijk de apostelbediening[3]. Een apostel valt in het NT niet onder de verantwoordelijkheid van een plaatselijke gemeente en heeft drie kenmerken.
Ten eerste is de apostel persoonlijk geroepen door de Heer. Zo lezen we over Paulus in Gal.1:1 (vgl. vs15v) ‘Van Paulus, een apostel die niet is aangesteld of gezonden door mensen, maar door Jezus Christus en God, de Vader, die Christus uit de dood heeft opgewekt.’
Ten tweede werkt hij op plaatsen waar anderen niet werken. Hij is een pionier, die werkt waar het Evangelie nog niet is gebracht (of in verval is geraakt). Dit is in ieder geval de wijze waarop de apostel Paulus werkte (vgl. 2Kor.10:13-16). Ten derde heeft hij een eerste verantwoordelijkheid van nazorg en leiding voor de door hem gestichte huisgroepen (zie bv. 2Kor.10-13).
De vraag kan gesteld worden hoe onafhankelijk een apostel eigenlijk was. Als kerkplanter werkte hij in eerste instantie zelfstandig, maar we kunnen uit het optreden van Paulus een paar mooie lessen leren. Paulus had een sterke gezindheid van samenwerking. Hij was erop gericht dat zijn bediening erkend werd door de apostelen in Jeruzalem en dat alle apostelen in harmonie samenwerkten. Zo lezen we in Gal.2:1-2 ‘Daarna, na verloop van veertien jaar, ben ik weer naar Jeruzalem gegaan, samen met Barnabas, en ik heb ook Titus meegenomen. … En ik heb aan hen het evangelie voorgelegd dat ik aan de heidenvolken verkondig, aan hen, dat wil zeggen: in besloten kring aan de mannen van aanzien. Ik wilde er zeker van zijn dat ik niet voor niets werk of had gewerkt.
Daarnaast was zijn eerste zendingsreis niet zijn idee, maar de Heilige Geest sprak tot profeten en leraars uit de gemeente in Antiochië in Syrië. ‘Op een dag, toen ze aan het vasten waren en een gebedsdienst hielden voor de Heer, zei de heilige Geest tegen hen: ‘Stel mij Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak die ik hun heb toebedeeld. Nadat ze gevast en gebeden hadden, legden ze hun de handen op en lieten hen vertrekken.’ (Hand.13:2-3)
Verder is het belangrijk dat we zien dat bij een probleem of meningsverschil een ‘vergadering’ werd georganiseerd. Zo lezen we in Hand.6 (vs. 2) over een vergadering die de apostelen beleggen over de kwestie van de Griekstalige weduwen, die klaagden dat ze achtergesteld werden. En Hand.15:1-3 over een vergadering over het verschil van mening over de besnijdenis, of nieuwe gelovigen uit de heidenen wel of niet besneden moesten worden.
We kunnen dus concluderen dat er naast een zekere onafhankelijkheid van de apostel, zeker ook sprake is van gehoorzaamheid (aan een woord van profeten), overleg en samenwerking.
De huisvader als herder
Ook in de kerk die op één plaats samenkomt, de huiskerk, vinden we geen georganiseerd leiderschap. Geen oudsten, geen diakenen.[4] Hier zijn alleen mensen met geestelijke gaven. Paulus noemt ze meer dan eens. Zo in 1Kor.12:28 ‘Nu heeft God in de gemeente allerlei mensen aangesteld, allereerst apostelen, vervolgens profeten, en verder leraren; voorts is er de gave om wonderen te doen, te genezen, te helpen, te besturen en in talen te spreken.’
En ook in Efeziërs 4:11 ‘Hij ook heeft gaven uitgedeeld. Sommigen maakte Hij apostel, anderen profeet, anderen evangelist, weer anderen herder en leraar …’
En een samenkomst verloopt zoals beschreven in 1Kor.14:26 ‘Samenvattend, broeders en zusters: telkens wanneer u bijeenbent, en de een komt met een psalm, de ander met een onderrichting, weer een ander met een openbaring, of spreekt in talen of geeft er uitleg van, draag er dan zorg voor dat alles dient tot opbouw van uw gemeente.’
Als we nu vragen naar het aanspreekpunt of de contactpersoon voor deze huisgroepen, dan zien we dat dit een gastheer of gastvrouw is, die de gemeente bij hem of haar thuis ontvangt. De huisvader of huiseigenaar functioneert als herder of vader en als aanspreekpunt van de kerk. Zo lezen we over Stefanas en zijn gezin uit de buurt van Korinthe (1Kor.16:15-16). Het kan ook een echtpaar zijn. De gemeente van Korinthe krijgt via Paulus de groeten van ‘Aquila en Prisca en de gemeente bij hen aan huis’ (1Kor.16:19). Het kan ook alleen een zuster zijn. Zo horen we van ‘Nymfa en de gemeente bij haar aan huis’ (Kol.4:15) en over Febe (Rom.16:1).
Dus in de huiskerk komen we geen oudsten tegen. Er is maar één gemeente waaraan Paulus een brief schrijft, waar wel sprake is van opzieners, de brief aan de Filippenzen (Filipp.1:1). De brieven aan Titus en Timoteüs zijn immers niet aan gemeenten geschreven. De brief aan de Filippenzen schreef Paulus waarschijnlijk vanuit Rome in 62 n.Chr.[5], elf jaar nadat Silas, Timotheüs, Lucas en Paulus voor het eerst in Filippi kwamen in 50/51 n.Chr.[6] Het spreken over opzieners en dienaren in meervoud geeft aan dat er in Filippi in 62 n.Chr. meerdere huisgroepen zijn en dat Paulus schrijft aan alle gelovigen in de stad Filippi. Dan hebben we een situatie waarin er opzieners /oudsten aangesteld worden.
Opzieners en diakenen per stad
Wanneer er sprake is van een plaatselijke kerk, gaat het om alle gelovigen in een stad (als Jeruzalem, Rome en Efeze) of alle gelovigen in een regio, bv. Galatië. Zo’n regio of stad had meerdere huiskerken. We zien dat bijvoorbeeld in Romeinen 16 waar Paulus de groeten doet aan meerdere huisgroepen van de kerk in Rome. In het NT vind je alleen op dit niveau georganiseerd leiderschap van opzieners (oudsten) en diakenen.
In zijn brieven aan Titus (63 n.Chr) en Timoteüs (62-63 n.Chr.) is Paulus daar duidelijk over. Titus en Timoteüs moeten de kerk organiseren op Kreta en in de stad Efeze. Paulus zegt tegen Titus in Tit.1:5:
‘Ik heb je op Kreta achtergelaten om, volgens mijn richtlijnen, de resterende zaken te regelen en per stad (kata polin) oudsten aan te stellen’.
Dus niet per groep of huiskerk! De brieven aan Titus en Timoteüs zijn ook de enige geschriften waar Paulus uitvoerig over voorwaarden voor oudsten en diakenen spreekt.
Kerk van vandaag
Wat doen we met deze informatie voor de kerk vandaag? Wat betekent dit voor onze kerken? Het eerste probleem is dat onze kerken niet per stad zijn georganiseerd, maar per denominatie: Rooms Katholiek, Protestant, Baptist, Pinkstergemeente etc. Als ik Paulus goed begrijp, wijst hij verdeeldheid en trots zijn op de identiteit van de eigen groep heel scherp af (1Kor.1:10-12).
Wat betreft leiderschap vinden we in de kerk vandaag globaal drie modellen.
- Het episcopaalse of bisschopsmodel. Duidelijk voorbeeld is de Rooms-Katholieke kerk. Jezus is het Hoofd, dan één leider als het hoofd op aarde (de paus), daaronder de bisschoppen per regio en zo top-down naar beneden.
- Het presbyteriaanse model van een oudstenraad. Dit model vinden we in de meeste protestantse en evangelische kerken.
- Het congregationalistische type (congregatie = verzamelde gemeente). Sinds de Reformatie vinden we dit model het meest bij dopersen en baptisten.
De Geest in de gemeente werkt door alle leden heen. Dat is het uitgangspunt. Deze structuur is bottom-up.
Welke vorm is de beste? Daar ga ik niet over. Ik kan wel een antwoord geven op de vraag welk model we in het NT vinden. Het bisschopsmodel is in de tijd van het NT niet aanwezig. Dat ontstaat pas in de tweede eeuw. De oudstenraad vind je in het NT per stad of regio en de pastor als vader van een geestelijk huisgezin is de structuur voor de kerk die op één plaats samenkomt, in de eerste eeuw de huiskerk.
Ik wil tot slot wat toepassingen geven voor een herder van een gemeente die op één plaats samenkomt.
De herder is een voorbeeld
Hoe ziet het leiderschap vanuit het model van de kerk als Gods gezin er praktisch uit? Dit is heel mooi onder woorden gebracht door Petrus in 1Petr.5:2-3.
‘Zorg voor de kudden van God waarvan u de herders bent; hoed ze zoals God het wil: niet uit dwang, maar vrijwillig, niet uit winstbejag, maar met toewijding. Speel niet de baas over hen die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, maar wees een voorbeeld voor de kudde.’
Petrus beschrijft leiderschap zoals Jezus leiding gaf. Een goede pastor geeft geen leiding door het uitoefenen van macht en het opleggen van regels. Een goede pastor is als een vader voor het huisgezin van God. Hij geeft een goed voorbeeld. Goed voorbeeld doet goed volgen.
De eigen overtuiging zo uitleven dat het anderen inspireert en uitnodigt tot navolgen.
Ook Paulus benadrukt het geven van een voorbeeld (1Tim.4:6-16). De kern van Paulus’ boodschap aan Timoteüs lezen we in 1Tim.4:12, ‘wees een voorbeeld voor de gelovigen door woord en gedrag, in liefde, in geloof en in zuiverheid’. Wees een voorbeeld, in woorden en daden, maar ook in gezindheid, in liefde, in geloof en in reinheid. Hoe kun je zo’n voorbeeld zijn?
Ten eerste zegt Paulus: laat je vormen door de woorden van het geloof (4:6). De woorden van het geloof, d.w.z. de boodschap van Jezus, is als het ware de voedingsbodem, de aarde waarin wij ingeplant zijn[7] en waarvan wij ons geestelijk voedsel krijgen.
Ten tweede zegt hij in vers 7 en 8 dat Timoteüs zichzelf moet oefenen, moet trainen in eusebeia, in godsvrucht, in gelovig leven. Zorg dat je gedisciplineerd bent in dagelijks bidden en Bijbellezen. Besteed zorg aan jezelf, aan je eigen geestelijk leven. En dan zegt hij: Het is de bedoeling dat onze vordering, onze groei in geloof, voor iedereen zichtbaar is (4:15). Hoe kunnen anderen dat zien? Anderen kunnen dat alleen zien wanneer je transparant bent, als je een open brief bent, die anderen kunnen lezen. Wanneer je open spreekt over je eigen zorgen en moeiten en hoe je daar mee omgaat. Wanneer je zorg besteedt aan jezelf en aan je onderwijs, zegt Paulus (in vs.16), red je jezelf en hen die naar je luisteren.
Je bent als herder niet meer dan de andere gelovigen. Je hebt alleen een andere taak.
De herder is een opvoeder
Naast een voorbeeld is een herder ook een opvoeder. Dit zegt Paulus in Kol.1:28 ‘Hem verkondigen wij, wanneer wij iedereen vermanen en onderrichten, met alle wijsheid die ons gegeven is, om iedereen zonder onderscheid tot volmaaktheid in Christus te brengen.’
Dat is niet anders in de kerk vandaag, iedereen tot volmaaktheid in Christus brengen. Paulus heeft geen voorkeur voor bepaalde culturen of leeftijden. Alle schapen van de kudde zijn voor hem even belangrijk.
Volmaaktheid is in het Grieks teleios en betekent volmaakt of volwassen. Het is Gods wil dat alle mensen weer volkomen goed worden. En dat is mogelijk door de genade van Jezus Christus en de kracht van de Heilige Geest. Maar wij moeten hier wel aan meewerken. Paulus zegt: daarvoor span ik me in en strijd ik, niet in eigen kracht, maar in de kracht van de heilige Geest (Kol.1:29).
Wat wordt er dus van een herder verwacht? Iedereen ‘vermanen’ en onderwijzen. Noutheteō ‘vermanen’ staat voorop. Het Is afgeleid van nous ‘gemoed, innerlijk’ en tithēmi ‘zetten, plaatsen’ en betekent dus eigenlijk ‘iemand iets op het hart drukken’. De combinatie van “op het hart drukken’ en ‘onderwijzen’ noemen wij ‘opvoeden’. En dat is precies de taak van de herder, de gelovigen opvoeden in geloof, zodat zij volwassen christenen worden. Dat zij volmaakt in Christus worden, dat wil zeggen de goddelijke natuur aannemen.
Leiding geven is dienen
Leiding geven werkt alleen vanuit de groep waar je zelf onderdeel van bent. Alleen daar waar je een voorbeeld bent kun je leider zijn. Als leider ben je voortdurend open voor de inbreng en wensen van anderen. Je bent gericht op dienen, niet op eigen belang. Sta ook open voor correcties van anderen. Paulus zegt dat zelfs de boodschap van profeten beoordeeld moet worden (1Kor.14:29!).
Wees altijd bereid verantwoording af te leggen als iemand een vraag heeft over wat je zegt of doet. Een belangrijk criterium voor wat goed is, zegt Paulus, is de opbouw van de hele gemeente (1Kor.14:26). Echte dienaren hebben oog voor behoeften van mensen. Jezus deed taken die door anderen werden gemeden, zoals voeten wassen, kinderen helpen en melaatsen dienen. Hij vond niets beneden zijn waardigheid, want hij was gekomen om te dienen. Echte dienaren dienen niet om applaus van mensen te krijgen. Ze zijn slechts uit op de goedkeuring van één Persoon: Jezus Christus.
Noten
[1] In 1966 heeft Herman Ridderbos hier al op gewezen. H. Ridderbos, Paulus, Ontwerp van zijn theologie (Kampen, 1966, 19785 ) 365.
[2] Bv 1Kor.16:19, Rom.16:5. Zaal, bv. ‘gehoorzaal van Tyrannus’ in Hand.19:9
[3] Voor wat betreft profeten en evangelisten is dit veel minder duidelijk. Dat vergt een aparte studie. Voor christelijke gemeenteprofeten, zie https://www.elim.nl/is-de-apostel-johannes-meer-dan-een-profeet/
[4] Een goed overzicht geeft R.A. Campbell, The Elders. Seniority within Earliest Christianity. Edinburgh: T&T Clark, 1994. Verder ook G. van den Brink, ‘Het leiderschap van oudsten’ in: Jezus, Israël en de kerk. Over de messiaanse oorsprong van de kerk uit de volkeren (Veenendaal: CVB 2010) 99-109.
[5] Andere m.i. minder aannemelijke opties zijn Efeze (55-56) en Caesarea (59-60).
[6] M.A. Powell, Introducing the New Testament. A Historical, Literary, and Theological Survey (Grand Rapids: Baker Academic, 2009) 346.
[7] Griekse en-trepho betekent ‘doen opgroeien, opvoeden’.