NIEUWS
Hoe Jezus de psalmen las
Hoe Jezus de psalmen las
Gijs van den Brink, 2010 (gepubliceerd in Studiebijbel Magazine 4.2)
(Voor de lezing op StudieBijbel symposium met uitvoerige voetnoten, klik hier)
Het Psalmboek is door de eeuwen heen een grote steun geweest voor zowel joden als christenen. Psalmen worden gezongen, gelezen en gebeden. In gebedsboeken van allerlei tradities vinden we de psalmen vertegenwoordigd. In dit artikel willen we nagaan hoe Jezus met de psalmen omging.
Het gaat daarbij niet alleen om historische interesse, maar om de vraag: wat betekenen de psalmen voor ons als volgelingen van Christus.
Jezus heeft psalmen gezongen en gebeden
Wanneer Jezus met zijn discipelen het Laatste Avondmaal gebruikt, lezen we: ‘Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg’ (Mat.26:30). Dit Avondmaal was een paschamaaltijd en de lofzang was het zgn. kleine Hallel (Ps.113-118). Bij de tweede beker werd het eerste deel gezongen (Ps.113-114), aan het einde van de Paschamaaltijd het tweede deel (Ps.115-118).
Jezus heeft als gelovige Jood de psalmen niet alleen gezongen, maar ook gebeden. De joden in de eerste eeuw kenden drie vaste gebedstijden, in de morgen, in de middag en de avond. In de eerste plaats reciteerden ze de psalmen wanneer ze baden. Dit gebeurde zowel in de tempel als in de synagoge. En zowel gezamenlijk als individueel.
Ten tweede begon elke vrome Jood een gebed met het uitspreken, het reciteren van het Shema: ‘Luister Israël! De HEER is onze God, de HEER is de Enige. U zult de HEER uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten.’ (Deut.6:4-5)
Het was een vaste gewoonte het Shema in ieder geval elke morgen en elke avond uit te spreken.
Ten derde werd drie keer per dag het achttien-gebed gebeden. Dit is een lofprijs die bestond uit een heel aantal zegeningen en gebeden. Aan het einde van de eerste eeuw waren het er achttien en zo kreeg het gebed de naam ‘achttien-gebed’. Hieraan werden persoonlijke gebeden toegevoegd.
De vraag die we ons nu moeten stellen is deze: Wat deed Jezus? Volgde Hij dit alles slaafs of niet? Bij benadering kunnen we het volgende zeggen. In plaats van het ‘achttien-gebed’ leerde Jezus zijn discipelen het ‘Onze Vader’. Het Shema noemt Hij het grootste en eerste gebod, maar vult dit aan met ‘Het tweede daaraan gelijk is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ Wat betreft de Psalmen zijn er op het eerste gezicht geen verschillen. Zijn leven was doordrenkt van psalmwoorden.
We concluderen met Scot McKnight dat Jezus in zijn gebedsleven progressief is wat betreft de Joodse traditie, maar conservatief wat betreft zijn omgang met de psalmen. Het Psalter was ook voor Jezus het eerste en voornaamste gebedenboek.
Psalmcitaten van Jezus
We vinden in het Nieuwe Testament ongeveer 3000 citaten uit en toespelingen op het Oude Testament, d.w.z. gemiddeld tien op elke pagina van uw Bijbel. Dit toont aan hoe enorm sterk het christelijk getuigenis zijn oorsprong en fundament in het OT heeft liggen. Het boek Psalmen wordt in het NT van alle oudtestamentische boeken het meest gebruikt, op de voet gevolgd door het boek Jesaja. We vinden in het NT meer dan 400 herkenbare toespelingen op het boek Psalmen. We willen hier alleen de uitspraken van Jezus nagaan. Van de 35 psalmcitaten in de evangeliën komen er 16 van Jezus zelf.
Wat kunnen we hieruit leren? Hoe las Jezus het Psalmboek?
Psalmen als taaluiting
In de eerste plaats zien we bij Jezus een praktisch gebruik. Van de vijf of zes keer dat dit bij Hem voorkomt geef ik twee voorbeelden.
In Getsemane zegt Jezus tegen zijn discipelen: ‘Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij’. (Mat.26:38//Mar.14:34). In het eerste deel van dit vers spreekt Jezus met woorden uit Ps.42:6,12; 43:5. Hij gebruikt een psalmvers om zijn gemoedstoestand onder woorden te brengen. Het is een voorbeeld van praktisch meditatief gebruik van een psalmwoord. Het is te vergelijken met onze ‘tale kanaäns’, die ook bij evangelischen voorkomt, bijvoorbeeld wanneer we zeggen dat iemand ‘in de Heer’ of ‘in Christus’ is.
Een tweede voorbeeld is het laatste kruiswoord, dat Lucas weergeeft in Luc.23:46.
‘En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit.’ Heel bewust geeft de Here Jezus Zijn levensgeest over in handen van Zijn hemelse Vader. De woorden ‘in uw handen leg ik mijn geest’ komen uit Ps.31:6a. Hij bidt met woorden van een psalm, die Hij tot zijn eigen gebed maakte.
We zien in deze voorbeelden een praktisch gebruik van een psalmtekst. De psalmen worden gebruikt als taaluiting. Het is gebedstaal ofwel bijbels taalgebruik. Het is een geestelijke taal om geestelijke zaken te verwoorden. Je zou ook kunnen spreken van de vaktaal van het Koninkrijk van God. Er is dus niets mis met het gebruik van bijbelse taal wanneer we als gelovigen onder elkaar zijn of wanneer we spreken met God. De Here Jezus ging ons hierin voor.
Apologetisch gebruik
Ten tweede is er bij Jezus sprake van een apologetisch gebruik van de psalmen.
Een voorbeeld hiervan is een gesprek in de tempel volgend op de tempelreiniging. We lezen het verslag van Matteüs in Mat.21:15-16: ‘De hogepriesters en de schriftgeleerden zagen welke wonderen hij verrichtte en hoorden de kinderen in de tempel ‘Hosanna voor de Zoon van David!’ roepen, en ze waren hoogst verontwaardigd. Ze gingen hem vragen: ‘Hoort u wat ze zeggen?’ En Jezus antwoordde hun: ‘Jazeker! Hebt u dan nooit gelezen: “Door de mond van kinderen en zuigelingen hebt u zich een loflied laten zingen”?’ De laatste woorden zijn een aanhaling uit Ps.8:3. De geestelijke leiders wilden met hun vraag bewerken dat Jezus ofwel zou zeggen niets met de kinderen te maken te hebben, ofwel dat Hij Zich verantwoordelijk zou stellen voor deze roep. Jezus gaf een duidelijk antwoord met de aanhaling van Ps.8. Als God Zelf de lofprijs van kinderen accepteert, dan mogen deze kinderen toch zeker ook de Representant van God, de Messias, prijzen! Er is hier dus in eerste instantie sprake van een apologetisch gebruik van dit psalmwoord.
Maar Ps.8 wordt ook door Paulus (1Kor.15:27; Ef.1:22) en de Hebreeënschrijver (Heb.2:6-8) uitgelegd met betrekking tot Christus. Het is verder ook aannemelijk dat al in het voorchristelijk Jodendom rondom de verwachting van de Mensenzoon een eschatologische of messiaanse uitleg van Ps.8 bestond. Tegen deze achtergrond kunnen we aannemen dat er ook sprake is van een profetisch gebruik van de psalm. Jezus zegt dan dat de woorden van deze psalm hier en nu met hem in vervulling gaan.
Dit Schriftgebruik is ook voor ons van belang wanneer we verantwoording afleggen van ons geloof. Laat ik als voorbeeld noemen de identiteit van de Schepper, de God van Israël. Deze God is niet de filosofische god van Spinoza en Einstein en de procestheologie. Die god is een onderdeel van de kosmos en is te berekenen. Einstein zei: ‘De voornaamste bron van hedendaagse conflicten tussen de sfeer van de religie en die van de wetenschap ligt in het idee van een persoonlijk God’. Maar de God van het Psalmboek tot wie je kunt en mag spreken, is juist wel een persoonlijk God die een relatie wil aangaan met ons als bidders.
En tegenover een evolutionistisch naturalistisch wereldbeeld spreken de psalmen over het karakter van de schepping als het werk van Gods handen waarom wij Hem loven en prijzen.
Psalmen hebben een boodschap
Ten derde zien we dat Jezus een theologisch gebruik van de psalmen maakt. De psalmen hebben een boodschap. Van de zeven voorbeelden wil ik er drie noemen.
In de derde zaligspreking zegt Jezus: ‘Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.’ (Mat.5:5) Deze zaligspreking komt overeen met Ps.37:11. Jezus gebruikt de psalmtekst om zijn boodschap te verwoorden.
Een ander voorbeeld is Mat.16:27, waar Jezus zegt: ‘Wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal hij iedereen naar zijn werk belonen.’ De woorden ‘zal hij iedereen naar zijn werk (lett. daad, werk, enkv.) belonen’ komen uit Ps.62:13 (vgl. Spr.24:12). Jezus verwoordt zijn boodschap over het toekomstig oordeel vanuit Ps.62. Het zij opgemerkt dat in de psalm God de rechter is die vergeldt. Jezus zegt nu dat hij als de Mensenzoon dat oordeel van God zal komen uitvoeren.
Als derde voorbeeld noemen we het kruiswoord uit Mat.27:46. ‘Aan het einde daarvan, in het negende uur, gaf Jezus een schreeuw en riep luid: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Dat wil zeggen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?'(Mat 27:46// Mar.15:34). Op het dieptepunt van de weg, die Hij moest gaan, drukte Jezus Zijn leed uit met de beginwoorden van Psalm 22 (vs.2), de lijdenspsalm, die Jezus als een gebed uitspreekt. Tot zover is er sprake van een praktisch gebruik: bidden met een psalmwoord. Maar we mogen ervan uitgaan dat Jezus, die gewoon was met de joodse gemeenschap de psalmen te bidden, de context van de psalm kende. Sommigen houden het zelfs voor mogelijk dat Hij de rest van de psalm ook heeft uitgesproken, maar met een zachte stem, waarvan het geluid in de chaotische context van de kruisiging verloren ging.
De Joodse schriftgeleerden van vóór 70 n.Chr. waren gewoon bij de keuze van een citaat ook de context mee te wegen. Dit gebruik is ook in het NT op meerdere plaatsen aantoonbaar. Wanneer we de context van psalm 22 laten meespreken, was de schreeuw van Jezus geen uitroep van wanhoop. Het betreft dan woorden van iemand die rechtvaardig leed en toch nog vertrouwde op de bescherming van God (‘Mijn God, Mijn God’) en ook verlossing verwachtte, zoals beschreven in de verzen 23 en 25 van psalm 22.
Wanneer Jezus met het uitspreken van het eerste vers de hele psalm in gedachte heeft, is hier waarschijnlijk ook sprake van een messiaanse lezing (waarover straks meer). Het lijden van de rechtvaardige loopt uit op verlossing door God.
Ook voor ons hebben de psalmen een boodschap. Ik wil een paar belangrijke thema’s noemen: Het Messiaanse koningschap, de waarde van lofprijzing, maar ook de waarde van klagen en rouwen, de Here God als enige schuilplaats, Gods goedertierenheid, Zijn waarheid en Zijn gerechtigheid. Hoe zou het Evangelie eruit zien zonder deze kernwaarden?
Psalmen getuigen van de Messias
Ten vierde en tot slot vinden we bij Jezus een profetisch-typologisch gebruik van de psalmen ofwel de messiaanse lezing. Zo citeert Jezus bijvoorbeeld Ps.110. In Mat.22:44 zegt Hij:
“De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.'” En vraagt vervolgens: Als David Hem Heer noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?
In gesprek met de schriftgeleerden en Farizeeën brengt Jezus de identiteit van de Messias ter sprake. De eersten zeggen dat de Messias de Zoon van David is (Mat.22:42 par.). Dat is (hoewel onvolledig) juist. Met deze karakterisering legden zij sterk de nadruk op de nationale en politieke betekenis van de Messias. Jezus legt hen dan een vraag voor vanuit Ps.110:1.
Ten eerste gaat hij er met de Joodse traditie van uit dat David de auteur is van Ps.110 (zoals het opschrift meldt). Als de psalm voor de koning is gemaakt, is de eerste ‘Heer’ God en de tweede ‘heer’ de koning. Maar wanneer men er met het opschrift en de Joodse traditie vanuit gaat dat David de auteur is, dan lijkt dit anders te liggen. Dan zou het bij de tweede ‘Heer’ toch om een meerdere van David moeten gaan? Om iemand die ‘heer’ is ten opzichte van de bestaande koningen.
Ten tweede interpreteert Jezus de psalm messiaans. Er bestaan ook Joodse messiaanse interpretaties van de psalm, maar er is discussie over of deze voorchristelijk zijn. Waarschijnlijk was Jezus de eerste die een duidelijke messiaanse interpretatie gaf. De schijnbare tegenstrijdigheid is duidelijk: hoe kan de Messias tegelijk Davids Zoon en zijn Here zijn? Jezus wilde hun hiermee duidelijk maken dat de Messias niet alleen een nationale, politieke, aardse bediening heeft in de lijn van David. Hij heeft ook een hemelse, goddelijke oorsprong en roeping, wat blijkt uit het woord ‘Heer’. De Messias is ook de hemelse mens, de Mensenzoon. Het is evident dat Jezus hier over zichzelf spreekt en daarmee hebben we hier een profetisch gebruik van de psalm. De Farizeeën konden Jezus op Zijn vraag geen antwoord geven, meldt Matteüs.
Als tweede voorbeeld noemen we twee aanhalingen uit Ps.118. Een paar dagen voor zijn dood spreekt Jezus uitziende over Jeruzalem de bekende woorden: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, … hoe vaak heb ik uw kinderen niet onder mijn hoede willen nemen, zoals een kip haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels. Maar u hebt het niet gewild. Kijk, uw huis blijft onbewoond achter. Want Ik zeg u: vanaf nu zult u Me niet meer zien, tot het moment waarop u zegt: Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer.’ (Mat.23:39//Luc.13:35) De laatste zin is een aanhaling uit Ps.118:26. Jezus kondigt Zijn vertrek aan, waarvan hij zegt dat het samenhangt met het vertrek van God uit de tempel, en de verwoesting van tempel en stad.
Maar er blijft ook een hoop! De oordeelstijd voor het volk zal duren tot het ogenblik, waarop zij tegen Hem zeggen: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Here’. Hierbij zinspeelt Jezus op Zijn wederkomst; dan zullen zij Hem als hun Messias verwelkomen met de woorden uit Ps.118:26. We zijn hier getuige van een profetische messiaanse lezing van Ps.118.
De andere keer dat Jezus Ps.118 aanhaalt, is in de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters (Mat.21:42//Mar.12:10-11//Luc.20:17). De gelijkenis verhaalt dat de wijnbouwers de zoon van de eigenaar doden en dat de eigenaar vervolgens de wijngaard aan anderen zal geven. En dan haalt Jezus voor zijn hoorders een woord uit Ps.118 aan om dit op hen en op zichzelf toe te passen. Hij citeert vers 22(-23). ‘Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen:”De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.” In de psalm wordt van de koning gezegd dat hij is als de steen die bij de bouw van de tempel door de bouwlieden was afgekeurd , maar later de hoeksteen, de belangrijkste steen, is geworden. Zo zal ook Hij, zegt Jezus, door de leiders en het volk verworpen en zelfs gedood worden (vgl. vs.7,8), maar door God in ere hersteld worden. Omdat Jezus in de ‘klacht over Jeruzalem’ blijk geeft deze psalm profetisch te lezen (Mat.23:39 par.) en ook de apostelen deze verzen messiaans hebben geïnterpreteerd (Hand.4:11; 1 Pet.2:7), neem ik aan dat Jezus ook hier de psalm profetisch heeft gelezen en uitgelegd.
De Here God zal Jezus rechtvaardigen en door Zijn opstanding zal Hij de hoeksteen van de nieuwe tempel worden, de messiaanse gemeenschap (vgl. Mat.16:18; Ef.2:20).
Lijnen naar vandaag
De messiaanse lezing wijst op een profetisch gebruik, of liever een profetisch-typologische lezing van de psalmen. De zgn. Messiaanse psalmen spreken over een ideaal Davidisch koningschap, wat in Jezus tot vervulling komt. Dit karakter van de ideale messiaanse koning (met name Ps.22, 110 en 118) heeft de identiteit en de boodschap van de Here Jezus diepgaand beïnvloed. Deze psalmen leren ons wie Christus is. (Luc.24:25,44)
Een profetische lezing van de psalmen is niet alleen voor Jezus, maar ook voor de apostelen evident. In Hand.2:25(-31) zegt Petrus dat David in Ps.16 (:8-11) over de Messias sprak: ‘David zegt immers over Hem …. En in Hand13:35-37 zegt Paulus dat Ps.2 en Ps.16 getuigen van de opstanding van Jezus. David wordt gezien als een profeet die heeft gezegd wat er met de Messias zal gebeuren. Hoe men tot deze interpretatie is gekomen kun je lezen in het artikel over de Messiaanse psalmen elders in dit magazine.
Deze psalmen spreken echter niet alleen over de identiteit van de Messias, maar in het verlengde daarvan ook over de identiteit van het messiaanse volk, de volgelingen van Christus. Zij leren ons christenen wie wij zijn ‘in Christus’.
litteratuur:
D. Bonhoeffer, Het gebedenboek van de bijbel, De Heraut: Nijmegen 1969
S. McKnight, Praying with the Church, Brewster: Paraclete Press, 2006.
S. Moyise & M.J.J. Menken, The Psalms in the New Testament, London: T&T Clark, 2004.