Christen en politiek – Elim

NIEUWS

Christen en politiek

Christen en politiek

Waren christenen in de eerste eeuw politiek actief?

Drs. Gijs van den Brink, 2018
Gepubliceerd in StudieBijbel magazine 11.4

 

We willen in deze bijdrage nagaan in hoeverre gelovigen in de tijd van Jezus en de apostelen politieke activiteiten ontplooiden. Voordat we hier iets over kunnen zeggen, moeten we eerst duidelijk hebben wat we onder ‘politiek’ verstaan.  Als we over politiek spreken, wat bedoelen we daar dan mee? En komt het woord of een afgeleide ervan voor in het NT? En wat is de betekenis dan? Daarna willen we ingaan op twee bekende Schriftplaatsen, die vaak aangehaald worden en we sluiten af met een praktische handreiking.

Definities van ‘politiek’

Er worden globaal drie definities van politiek gegeven.

  1. Politiek is het streven naar een goede samenleving. Deze definitie gaat terug op de Griekse oudheid (Plato, Aristoteles).
  2. Politiek als de strijd om de macht. In Europa is het vooral de Italiaanse geschiedschrijver Machiavelli (1469-1527) geweest die het politiek bezig zijn in deze richting uitwerkte.
  3. Politiek als de totstandkoming en doorwerking van het openbaar beleid. Overheid en bestuursapparaat spelen hier een sleutelrol omdat zij wensen, eisen, belangen etc. vanuit de maatschappij via een proces van selectie, bundeling en keuze omzetten in bindende beslissingen.

politeuō in het NT

De tweede definitie is de veelal populaire  gedachte. De derde is gangbaar onder politici en bestuurders. Maar de eerste heeft de oudste papieren, sluit het beste aan bij het woordgebruik politeuo in het NT (zich als burger gedragen) en komt overeen met de wijze waarop de apostelen hierover spreken. Politiek is in de kern de wijze waarop mensen met elkaar omgaan en hoe besluiten in een gemeenschap worden genomen.
Afgeleid van politēs ‘burger; medeburger’ komt het werkwoord politeuō in het NT alleen voor in de ruimere betekenis ‘zich (als burger) gedragen’, waarbij het element van zich gedragen in relatie tot anderen, als onderdeel van een gemeenschap, nog wel herkenbaar is. In Hand.23:1 zegt Paulus in zijn verhoor door het Sanhedrin het volgende: ‘Broeders, mijn hele leven tot op de dag van vandaag heb ik me als burger gedragen (pepoliteumai) met een volkomen zuiver geweten voor God.’ In dit verband is sprake van een goed ‘gedrag in het openbaar’. En in Fil.1:27 zegt Paulus ‘Maar u moet wel een leven leiden dat het evangelie van Christus waardig is.’ Letterlijk: ‘Gedraagt u (politeuesthe) als burger, waardig het Evangelie van Christus’. Men zou kunnen zeggen dat het gaat om een zich waardig gedragen zoals het iemand met een hemels burgerschap betaamt. Op dat hemels burgerschap kom ik straks terug.

Rom.13 ‘Overheid in dienst van God’

Wanneer het over politiek gaat, is Romeinen 13 ongetwijfeld de meest aangehaalde Schriftplaats. Het is zowel voor protestanten als katholieken een standaardtekst. Men spreekt dan vanuit deze tekst over de christelijke plicht om de overheid te gehoorzamen en een verantwoordelijke bijdrage te leveren aan deze ‘dienares van God’. Maar is dat eigenlijk wel de kern van de boodschap die Paulus aan de gemeente in Rome doorgaf?
Als we op zoek gaan naar de betekenis van de bijbeltekst voor de eerste hoorders, in dit geval de joodse christenen in Rome in het midden van de eerste eeuw, dan krijgt de boodschap toch een andere spits. We hebben het over de alleenheerschappij van de Romeinse keizer, die zich ook nog eens als god liet vereren. Dat Paulus zou oproepen tot het leveren van een bijdrage aan deze overheid kan dus geen sprake zijn.
Maar ook bij de veel gehoorde oproep vanuit deze tekst om de overheid te gehoorzamen moeten belangrijke kanttekeningen gemaakt worden. Wanneer we de historische context in acht nemen, krijgen we een beter beeld van wat Paulus wil zeggen. Hij schrijft zijn brief ten tijde van de regering van keizer Nero. Deze beruchte keizer begon zijn ambtstermijn eigenlijk heel goed. Hij kwam aan de macht in 54 n.Chr. en de eerste jaren van zijn bewind werden gekenmerkt door rust, vrede en welvaart. Dit in vergelijking met het bewind van zijn voorganger Claudius. Claudius had joden en joodse christenen uit Rome verbannen. Nero had dit edict direct bij zijn aantreden ongedaan gemaakt. Het begin van zijn regeringsperiode was dus een soort mini gouden eeuw (van 54-59 n.Chr., ook wel quinquennium Neronis genoemd), de mooiste en rustigste tijd sinds keizer Augustus.  Pas daarna ontpopte Nero zich als een machtswellusteling en wreed vervolger van christenen.[1]
In deze eerste periode van relatieve rust schreef Paulus de brief aan de Romeinen (tussen 56-58 n.Chr.). De christenen bezaten een behoorlijke mate van vrijheid, maar je moest natuurlijk wel op je tellen passen. Opstand zou de stabiliteit in gevaar brengen!
En dit is precies de boodschap van Paulus: doe niet mee aan rebellie en opstand. Hij kiest zijn woorden heel nauwkeurig.[2] Hij gebruikt het woord hupotassō, dat onderwerpen betekent in de zin van zich schikken naar, zich voegen. Het Grieks heeft een eigen woord voor het gehoorzamen van overheden (peith-archeō ‘aan de overheid gehoor geven of gehoorzamen’, bv. Tit.3:1), maar dat gebruikt Paulus hier niet. Het evenwicht van de nieuwe tijd is fragiel en daarom roept hij de gelovigen op zich te onderwerpen, zich te voegen, zich te schikken. De kernbetekenis van dit woord is ‘orde’, ordening. Dit is niet hetzelfde als een oproep tot gehoorzaamheid. Een christen die weigert de keizer te aanbidden, maar accepteert dat hij de doodstraf krijgt, onderwerpt zich wel, maar is niet gehoorzaam.[3]
De sfeer in het Romeinse Rijk verandert compleet in 64 n.Chr. wanneer Nero de christenen de schuld geeft van de enorme brand die Rome trof. Het is de tijd dat Nero zich ontpopt als een heerser die handelt als een niets en niemand ontziend beest. In het boek Openbaring, waarschijnlijk geschreven tijdens de tirannieke periode van Nero’s bewind[4], is de situatie zodanig verslechterd dat er van een oproep om zich te schikken geen sprake meer is en de overheid als een werktuig van satan wordt getypeerd (Openb.13).
We kunnen dus in de woorden van Paulus in Rom.13 geen directe boodschap horen dat christenen moeten participeren in de overheid als dienares van God.  Wel kunnen we daarentegen in de woorden van Paulus een kritische noot horen, als hij zegt dat de overheid door God is ingesteld. Arie Zwiep heeft dit mooi verwoord. “De keizer van Rome die zichzelf als de goddelijke alleenheerser zag, is ondergeschikt aan de stamgod van een van de overwonnen volken in een van de uithoeken van het Rijk”, aan de God van Abraham, Isaak en Jakob.[5]
Dus moeten we verder zoeken naar de wijze waarop van gelovigen wordt verwacht zich verdienstelijk te maken in politieke zin (politeuō).

Fil.3:20 Hemelse kolonie op aarde

Een tekst die de laatste 25 jaar veel aandacht heeft gekregen is Fil.3:20.[6]
“Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten” (NBG) of zoals de NBV zegt ‘Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus.’
Paulus heeft het in Fil.3:18-20 over dwaalleraars die leven als god in Frankrijk en helemaal en uitsluitend aards gericht zijn (vs.19). De gelovigen daarentegen gedragen zich helemaal anders. Zij behoren immers niet tot het aardse, zegt hij, maar hebben een ‘burgerschap’ in de hemel. Het woord politeuma ‘burgerschap, (politiek onafhankelijke) gemeenschap, kolonie’ was voor de Filippenzen een bekend begrip. De stad Filippi was een Romeinse kolonie (Hand.16:12) en zelfs een zeer bevoorrechte. De stad mocht zich beroemen in de ius italicum, de ‘Italiaanse wet’, het hoogste voorrecht dat een Romeinse kolonie buiten Italië toegekend kon krijgen. Deze status hield onder meer in dat de burgers van Filippi het Romeinse burgerrecht bezaten en daar waren zij trots op.
Zoals de inwoners van Filippi het burgerschap van Rome bezitten, zo hebben de gelovigen het burgerschap van de hemel, waar Christus is (vgl. Gal.4:26; Ef.1:11; 2:6,19: medeburgers, zie ook Kol.3:1-4). Dit betekent niet, dat zij zich uit de wereld moeten terugtrekken. Nee, zij vormen op aarde een kolonie van hemelburgers en vertegenwoordigen het Koninkrijk van Jezus Christus.
Dit wordt ook mooi verwoord door Paulus in 2Kor.5:20 ‘Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen.’ Paulus gebruikt het woord presbeuō, ‘gezant, ambassadeur zijn’. Het woord wordt gebruikt voor het optreden als vertegenwoordiger of ambassadeur van een hogere instantie, vaak de overheid. In het NT zijn het de gelovigen die ‘als vertegenwoordigers of ambassadeurs optreden’ in het belang van Christus en zo zegt Paulus elders dat hij ‘een ambassadeur is’ in het belang van het Evangelie (Ef.6:19-20).

Kerk in drie verschijningsvormen

De kerk als hemelse kolonie op aarde biedt ook aanknopingspunten om iets te zeggen over de politieke betrokkenheid van christenen. We hebben boven al een definitie van ‘politiek’ gegeven. Als we over de kerk spreken, moeten we ook eerst duidelijk maken waarover we het hebben.
Paulus (en het Nieuwe Testament) gebruikt het Griekse woord ekklesia met betrekking tot de christelijke gemeente op drie manieren. Hij gebruikt het voor de universele Gemeente, het Lichaam van Jezus Christus wereldwijd, dus het totaal van alle christenen. Bijvoorbeeld in Kol. 1:18 `En Hij (Christus) is het hoofd van het lichaam, de gemeente’. Ten tweede gebruikt hij het woord voor de plaatselijke gemeente, dat wil zeggen alle christenen in een bepaalde woonplaats of een bepaalde streek. Bijvoorbeeld in de brief aan de Kolossenzen in hoofdstuk 4:16 waar hij zegt: `Zorgt dan dat hij (deze brief) ook in de gemeente te Laodicea voorgelezen wordt.’ En in de derde plaats gebruikt hij ekklesia in de betekenis van de gemeente die op één plaats samenkomt. En dat is in het Nieuwe Testament en pakweg de eerste twee eeuwen na Christus de huisgemeente. Deze betekenis vinden we bijvoorbeeld in Kol.4:15 “Nymfa met de gemeente bij haar aan huis”.  Het onderscheid tussen deze drie vormen is van belang wanneer we ons een voorstelling proberen te maken hoe een tekst als Fil.3:20 in de praktijk functioneert. Het is duidelijk dat we hier aan de derde en eventueel tweede betekenis moeten denken. De tweede vorm in het geval de gelovigen in Filippi op een of andere wijze ook gezamenlijk naar buiten traden. Het gaat om de gelovigen in de stad Filippi.

Kerk en politiek

In het Grieks buiten de sfeer van het NT is ekklesia het gewone woord voor de bijeengeroepen vergadering van alle burgers in een stad, voor politieke doeleinden. In deze zin komen we het tegen in Handelingen 19, waar Lucas spreekt over de ‘volksvergadering’ van Efeze (vs. 32,39,40). Als dit woord in het NT ook gebruikt wordt voor de ‘vergadering’ van gelovigen, de kerk, moeten we dus bedenken dat dit woordgebruik geen religieuze, maar een politieke klank had en primair de feitelijke vergadering, het concrete samenkomen aangeeft.

De eerste christenen kwamen samen in gewone huizen, daar waar men leefde en werkte en men noemde het samenzijn niet de christelijke tempel of de christelijke synagoge, maar men duidde het met de term ekklesia, een politieke term.

Stanley Hauerwas en Will Willimon[7] en sedertdien velen na hen sluiten aan bij Fil.3:20 en stellen dat de christelijke gemeenschap geen politieke of sociale strategie hééft, maar ís. Zij zien de politieke hoofdtaak van de kerk niet in de persoonlijke verandering van de individuele mens of het verbeteren van de maatschappij, maar in het vormen van een model-samenleving, een christelijke gemeenschap als het radicale alternatief. Plaatsen waar mensen trouw zijn in hun relaties, hun vijanden liefhebben, de waarheid vertellen, de armen ondersteunen en zo getuigen van de verbazingwekkende levens-veranderende kracht van God en het nieuwe leven door Jezus Christus. Dit is volgens hen de belangrijkste politieke bijdrage van de kerk aan de wereld. Ik vind dit een prachtige verwoording en toepassing van Fil.3:20.

Dan hoor ik iemand denken en zeggen: moeten christenen dan niet proberen de maatschappij te veranderen? Moeten zij dan niet proberen via politieke bestuursfuncties hun verantwoordelijkheid te nemen? Zeker, en die vrijheid is er gelukkig ook in een democratisch land als Nederland. Die vrijheid hebben wij als Nederlands staatsburger, maar die vrijheid was er niet in het Romeinse rijk in de tijd van de apostelen. En die vrijheid is er ook niet in veel landen in onze tijd, zoals China of Iran.

De praktijk

Het behoort niet bij de doelstelling van ons magazine om hier diep op in te gaan, maar ik wil met een paar grote lijnen schetsen hoe een Paulinische Fil.3:20 benadering er in de praktijk uit kan zien.

  1. Wees als kerk een voorbeeld en wees zichtbaar in de buurt. We zijn ongehoorzaam aan de Schepper als we de andere mensen links laten liggen. Getuige zijn van Jezus Christus op veilige afstand kan niet. Breng een offer. Er wordt van ons als christelijke gemeente verwacht dat wij evenals Jezus Christus ‘vlees worden’, mens worden met en onder de mensen.
  2. Betoon medeleven. De grote opdracht om het Evangelie te verkondigen (Mat.28:18-20) moet gepaard gaan met de grote opdracht om medeleven te betonen (Mat.25:35-36). Laten we als kerk ook verantwoordelijkheid nemen in maatschappelijke zin. Een mens is geest, ziel en lichaam. Evangelieverkondiging zonder praktische hulp is oneigenlijk. Als je weet goed te doen, maar het niet doet, is dit zonde (Jak.4:17). Jezus is onze Redder en ons Voorbeeld.
  3. Geef als christelijke gemeente blijk van geloofwaardigheid. Hoe men hoort is afhankelijk van wat men ziet. Er is grote behoefte aan geloofwaardige boodschappers die geloofwaardige gemeenschappen vertegenwoordigen. Alleen dan is er sprake van een geloofwaardige boodschap.

 

[1] A.W. Zwiep, ‘Jezus, geweld en politiek?’ Theologisch debat 4.1, 2007, pg 33-36.

[2] John H. Yoder, The Politics of Jesus. Eerdmans: Grand Rapids, 1972, pg 204.

[3] Dit voegen naar een bepaalde orde komt vaker voor in NT, wordt ook gevraagd van slaven (1Petr.2:13vv, 19vv), van vrouwen en kinderen (Ef.5:2vv, Kol.3:18vv). de motivatie is dat Jezus zelf ook onderschikking en vernedering accepteerde (Fil.2:5vv). Yoder, a.w., 205.

[4] G. van den Brink, ‘Auteurschap en datering van Openbaring’, in SBNT 10, 493-499.

[5] A. Zwiep, a.w., noot 9.

[6] Sinds de publicatie van het spraakmakende boek van S. Hauerwas en W.H. Willimon, Resident Aliens, A provocative Christian assessment of culture and ministry for people who know that something is wrong, (Abingdon Press, Nashville) 1989.

[7] Hauerwas en Willimon, a.w.

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *